Naar Noorwegen met de Festina Lente

In de zomer van 2010 was Noorwegen ons reisdoel. Via de Duitse waddenkust, Helgoland, Amrum en Sylt belandden we aan de Deense westkust. Het plan was om via deze kust de Noorse westkust te bereiken, maar door de aanhoudende sterke westelijke wind leek het ons beter om dit plan wijzigen. Bij een dergelijke wind is deze kust met zijn ondiepe haveningangen een barre lagerwal, waar je maar beter weg kunt blijven: daar heeft René Vleut in zijn Vaarwijzer voor Scandinavië helemaal gelijk in. De golfhoogte was aanhoudend ongeveer 3 meter. We overwogen om óf terug naar de ingang van het Noord-Oostzeekanaal te varen óf het vol te houden tot Thyboron en dan via de Limfjorden naar de Deense oostkust. De keuze viel op het laatste; het Noord-Oostzeekanaal kennen we al en we doen altijd graag iets nieuws.

Naarmate je noordelijker komt langs de Deense kust neemt de getijdewerking van de Noordzee af. Bij Thyboron bedraagt het getijverschil nog maar 30 cm; afhankelijk van de wind kan het iets meer zijn. Je kunt zonder sluis naar binnen varen. Toen we eenmaal in de beschutting van het Deense binnenland waren was het leed geleden en genoten we van de Limfjorden. Dat is eigenlijk een uitgestrekt merengebied, je ziet er geen hoge fjorden zoals in Noorwegen. Via Frederikshavn en de Zweedse kust ging de reis verder naar het Oslofjord.

We wilden toch graag de fjorden aan de westkust zien, en we huurden in Larvik een auto voor een rondreis. Over onze boot hoefden we ons geen zorgen te maken, de mensen van WSV Larvik hielden een oogje in het zeil. Er wachtte ons een leuke verrassing: we hoefden geen havengeld te betalen. Later maakten we dat nog wel vaker mee in Noorwegen. Daar zijn nogal wat privéhavens, waar gasten eigenlijk niet terecht kunnen. Maar meestal vinden ze het goed of zelfs leuk als je komt, vaak is ook niet duidelijk wie de havenmeester is. Soms is dat iemand die ergens op kantoor zit, soms een van de leden. Ze hebben doorgaans geen tarieven voor passanten, en vaak mochten we ook gratis stroom en water pakken. Dat was een onverwachte meevaller in dit overigens nogal dure land.

Zie hier enkele van onze foto's:

Noorse fjorden

Intussen hadden we informatie gevonden over het enige Noorse kanaal, het Telemarkenkanaal. Dit was vroeger van belang voor het vervoer van hout in Telemarken, maar tegenwoordig wordt het hoofdzakelijk gebruikt door pleziervaart, ook rondvaartboten. Deze vaarweg werd na Oslo het onverwachte nieuwe doel van de reis. We kregen er bepaald geen spijt van: het is een bijzonder mooi kanaal, heerlijk rustig ook omdat de meeste Noren van snelle boten houden en liever in de fjorden rondbriezen.

Het Telemarkenkanaal Vaarweginformatie

We zien graag meer van een land dan alleen de kust, en daarom zijn we altijd op zoek naar binnenlandse vaarwegen. In Fredrikstad ontdekten we dat we nog een heel eind de rivier de Glomma op konden.

De Glomma

We hadden ook het vermoeden dat het Telemarkenkanaal toch niet het enige kanaal in Noorwegen is. Vorig jaar in Zweden hoorden we namelijk vertellen dat je via het Zweedse Dalslandkanaal naar Noorwegen kunt varen, al zou je wel een eind op een trailer moeten afleggen om een onbevaarbaar gedeelte te overbruggen. Dit verhaal had toen al onze nieuwsgierigheid gewekt, en nu we er toch in de buurt waren gingen we op zoek naar de feiten. Onze zoektocht leidde naar de stad Halden, waar weliswaar een vaarweg richting Zweden begint, maar die al snel na Halden een aantal onbevaarbare gedeeltes heeft. Pas vanaf een meer in Tistedal, twaalf kilometer verder, ontstaat er een doorgaande, 75 kilometer lange vaarroute richting de Zweedse grens, naar Skulerud, met een aantal grote sluizen. Dit kanaal is belangrijk geweest voor het vervoer van goederen binnen de regio; tegenwoordig trekt het veel toeristen.

Maar het is niet eenvoudig om er te komen. In de jachthaven van Halden zijn mogelijkheden om je boot op een trailer te laten hijsen en over de weg naar Tistedal te laten vervoeren. Je kunt daar weer te water gelaten worden en verder varen naar de eerste sluis in Brekke, en zo je weg vervolgen over het Haldens kanaal - met alle meren en zijtakken die er onderdeel van zijn: in Scandinavië bestaat een "kanaal" meestal uit meer dan een smalle, rechte geul zoals wij die hier kennen.

Via het Haldens kanaal verder varen naar het Dalslandkanaal in Zweden is nog niet mogelijk. De afstand tussen de twee kanalen is op het smalste gedeelte slechts twee kilometer, en er zijn in het verleden verschillende plannen geweest om een verbinding tot stand te brengen, maar vooralsnog ontbreken de middelen. Voorlopig is er dus sprake van nogmaals een traject over land, en dan nog moet je rekening houden met de verschillen in sluismaten op beide trajecten.

Het Haldens kanaal

Nu waren we echt aan het eind van onze Noorse ontdekkingsreis gekomen en al gauw zochten we weer onze weg langs de Zweedse kust. Varen langs deze kust is prachtig vanwege de indrukwekkende scheren; het zijn er duizenden. Het betekent dat je voor elke wind beschut kunt varen, maar ook dat je heel zorgvuldig moet navigeren. Lang niet overal is het diep genoeg, en de bebakening is summier: tussen de scheren door ontdek je af en toe een baken.

De Zweedse kust: scheren bij Fjällbacka
Klik voor een vergroting

De Zweedse kust kenden we al voor het grootste deel, maar we ontdekten toch weer steeds leuke plekjes off the beaten track bijvoorbeeld via een smal, ondiep vaarwater naar Kungsbacka of ergens aan een steigertje in een inham. En niet te vergeten ons favoriete Zweedse haventje Galtabäck, waar zelden of nooit een passant komt. Het is midden in een natuurgebied, bekend vanwege de vele vogelsoorten die er voorkomen. De haven is maar net diep genoeg voor ons en moet aangelopen worden via een ondiepe vaarweg tussen onder water gelegen rotsen, waarbij je vaarbakens op de wal in lijn moet varen. Er is ook maar één wat grotere ligplaats, speciaal gemaakt voor een geheel op schaal nagebouwd vikingschip, "Galten" genaamd. 's Zomers vaart dit schip met gasten vanuit Varberg, en het was nu op reis naar Anholt. Wij mochten net als vorig jaar aan de riante steiger liggen.

Galtabäck Hamn

De volgende dag staken we over naar Denemarken. We gingen dit keer via de Grote Belt, en zodoende onder de Grote Beltbrug door (Deens: Storebæltsbroen), een hangbrug tussen de stad Nyborg op het eiland Funen en de stad Korsør op het eiland Seeland. Hij vervangt de historische veerverbinding van Knudshoved naar Halskov en werd in 1998 voor auto's opengesteld. De bouwkosten bedroegen circa 4,2 miljard euro. Door middel van deze brugverbinding en de Sontbrug tussen Kopenhagen en het Zweedse Malmö kan het verkeer uit West-Europa over de weg heel Scandinavië bereiken.

De Grote Beltbrug
Klik voor een vergroting

Onze laatste stop in Denemarken was in de zuidelijkste plaats, Gedser, en via Rostock kwamen we bij Travemünde op de Duitse binnenwateren. Na een tocht over het Elbe-Seitenkanaal en het ons vertrouwde Mittellandkanaal waren we weer thuis.

Het schipperspaar van de Festina Lente.

Terug